Het vaderschap van een persoon kan, ook indien deze is overleden, door de rechtbank worden vastgesteld op grond van het feit dat deze de verwekker is van het kind. Moeder kan dit verzoeken, tenzij het kind de 16-jarige leeftijd heeft bereikt. Vanaf die leeftijd kan het kind zelf een verzoek indienen. Voor moeder geldt een termijn van 5 jaar nadat het kind is geboren. Voor het kind geldt geen vervaltermijn. Het kind krijgt aldus een in tijd onbeperkte mogelijkheid tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap. Dit betekent dat vaststelling van het vaderschap dus ook nog kan plaatsvinden als de vader al is overleden.
Vaststelling van het vaderschap is in een aantal gevallen niet mogelijk. Bijvoorbeeld wanneer het kind al twee ouders heeft, als tussen de moeder en de als vader aan te merken man een huwelijksbeletsel bestaat, en als de “vader” jonger is dan 16 jaar.
Een sprekend voorbeeld van een situatie waarbij een kind (inmiddels zelf al 60 jaar oud) alsnog om gerechtelijke vaststelling van het vaderschap wilde verzoeken van zijn reeds overleden vader, hebben wij aan de hand gehad.
De vader had om zijn moverende redenen op jonge leeftijd, toen “het kind” nog niet was geboren, al besloten geen betekenisvolle rol te willen spelen in zijn leven. Er waren echter voldoende getuigen die konden verklaren dat de vader in de conceptieperiode van de moeder met enige regelmaat op visite kwam en een relatie met haar onderhield. Toen bleek dat moeder zwanger was, is hierover ook nog gesproken met vader.
Bovendien is er vlak na de geboorte van het kind door de rechtbank bepaald dat de vader een bijdrage moest betalen in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind, omdat het aannemelijk werd bevonden dat hij de verwekker van het kind zou zijn (dit werd overigens niet definitief vastgesteld).
Op 48-jarige leeftijd heeft het kind uiteindelijk zelf contact opgenomen met zijn vader en heeft een eerste ontmoeting plaatsgevonden. Daarna is er af en toe contact geweest, maar dat contact is later weer verbroken.
Na het overlijden van vader bleef het gevoel van miskenning knagen en had het kind de wens om alsnog gerechtelijke vaststelling van het vaderschap te vragen aan de rechtbank.
Maar hoe werkt zo’n procedure dan precies, terwijl de vader dan al is overleden?
Om zo’n procedure te starten moet een verzoekschrift worden ingediend bij de rechtbank. In die procedure moet aannemelijk worden gemaakt dat de vader de verwekker is van het kind.
In deze situatie was dit echter lastig, omdat vader al was overleden en gecremeerd. Een DNA-test met vader bood dus geen uitkomst. Een DNA-test met andere familieleden was wel nog mogelijk. Er bleek een neef te zijn, waarmee het kind een mannelijke lijn deelde. De rechtbank was van oordeel dat deze uitslag als ondersteunend bewijs diende te worden aangemerkt. Dit bewijs was geen doorslaggevend bewijs, omdat met deze DNA-test enkel de bloedbanden konden worden vastgesteld en niet zozeer wie nu de vader van het kind zou kunnen zijn.
Verder was er nog ander bijkomend/ondersteunend bewijs dat kon onderbouwen dat het aannemelijk was dat de vader de verwekker van het kind zou zijn: bijvoorbeeld de alimentatieverplichting die de vader had, foto’s, kaarten, correspondentie en zelfs een testament waarin een deel van de nalatenschap aan het kind werd nagelaten. In samenhang met alle informatie en stukken die zijn aangeleverd is het ondanks het ontbreken van een DNA-match met de vader gelukt om het vaderschap postuum (dus na de dood) te laten vaststellen.
Dat er niet gemakkelijk mee wordt omgegaan mag duidelijk zijn, maar het overlijden van een ouder hoeft aldus geen beletsel te zijn. Mocht u vragen hebben, aarzel niet en stel ze ons!
Geef een reactie