Misschien denkt u er nooit aan, maar stelt u zich eens voor dat u uw kleinkinderen niet meer kan of mag zien. Zijn er dan, juridisch gezien, mogelijkheden om alsnog uw kleinkinderen te zien? Zo ja, in hoeverre honoreert de rechter dit?  Op deze vragen wordt in deze blog ingegaan.

In de meeste gevallen zullen de grootouders goed contact hebben met hun kleinkind. Veel grootouders zien hun kleinkind regelmatig, passen op hun kleinkind, of hun kleinkind komt zo nu en dan op bezoek. Tegenwoordig komt het regelmatig voor dat beide ouders werken. In deze gevallen passen de grootouders vaker op hun kleinkind (bijvoorbeeld een vaste dag of dagen per week) en dragen hierbij hun spreekwoordelijke steentje bij in de opvoeding van hun kleinkind.

Helaas komt het ook voor dat de band tussen de ouders en de grootouders verstoord is c.q. raakt, waardoor de grootouders hun kleinkind niet meer mogen zien. Denk bijvoorbeeld aan situaties zoals ruzie tussen de ouders en de grootouders, een echtscheiding van de ouders of het overlijden van (een van) de ouders. Wanneer de grootouders hun kleinkind niet meer zien kunnen zij de rechtbank verzoeken om een omgangsregeling vast te stellen.

Hier zijn wel voorwaarden aan verbonden. Niet iedere opa of oma kan naar de rechter. De eerste voorwaarde is namelijk dat de grootouders in een nauwe persoonlijke betrekking moeten staan tot het kind. Dit wordt ook wel ‘family life’ genoemd en is vastgelegd in artikel 8 van het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens.

Voor het bestaan van family life is een familierechterlijke verwantschap niet voldoende. De grootouders zullen bijkomende omstandigheden naar voren moeten brengen, waaruit blijkt dat er sprake is van family life. Deze bijkomende omstandigheden kunnen bestaan uit het feit dat het kind voor een langere tijd bij de grootouders heeft gewoond. Hier gaat het dan om een termijn van één jaar of langer. Een oppasregeling waarbij de grootouders regelmatig betrokken zijn bij de verzorging en opvoeding van het kind kan ook doorslaggevend zijn. Wel dient er dan sprake te zijn van een substantiële oppasregeling met structureel en intensief contact dat het gebruikelijke contact tussen de grootouders en hun kleinkind overstijgt. Dit is niet 1 opa/oma dag in de week…

Zelfs een situatie waar niet ter discussie stond dat in dat geval grootmoeder gedurende anderhalf jaar drie dagen per week voor haar kleinkind heeft gezorgd en de ouders met hun kind vervolgens negen maanden bij de grootmoeder hebben ingewoond, was onvoldoende om te spreken van family life tussen de grootmoeder en haar kleinkind. Dit criteria wordt dan ook streng getoetst, zodat er van family life niet snel sprake zal zijn.

Voor het geval dat family life wel wordt aangenomen door de rechtbank, is er nog een voorwaarde die de wet stelt aan een omgangsregeling tussen het kind en de grootouders. Er mag geen sprake zijn van een ontzeggingsgrond. Deze ontzeggingsgronden bestaan uit:

  1. De omgang levert ernstig nadeel op voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind;
  2. De verzoeker wordt ongeschikt of niet in staat geacht tot omgang met het kind;
  3. Het kind twaalf jaar of ouder is en ernstige bezwaren heeft tegen de omgang met de verzoeker;
  4. De omgang is in strijd met zwaarwegende belangen van het kind.

Uit de jurisprudentie blijkt dat een omgangsregeling vaak op één van de bovenstaande ontzeggingsgronden strandt. De ontzeggingsgronden zijn limitatief. Dit houdt in dat er geen andere ontzeggingsgronden bestaan voor een eventuele omgang. De gedachte hierachter is dat de omgang in beginsel in het belang van het kind wordt geacht.

Uit de praktijk blijkt dat doorgaans de ontzeggingsgrond (a) “omgang levert ernstig nadeel op voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind” en ontzeggingsgrond (b) “omgang is in strijd met zwaarwegende belangen van het kind”, leiden tot afwijzing van een omgangsregeling tussen de grootouders en hun kleinkind. Dit heeft veelal te maken met verstoorde relaties tussen de grootouders en ouders van het (klein)kind en de spanningen die gepaard gaan met contact tussen de ouder(s) en grootouder(s). Dergelijke spanningen kunnen zorgen voor een loyaliteitsconflict, dan wel hebben op andere wijze invloed op het (klein)kind, en die gevallen kunnen dan ook leiden tot afwijzing van een omgangsverzoek, ongeacht family life.

Er zijn weinig (gepubliceerde) uitspraken, waarin omgang dor de rechtbank wel wordt gehonoreerd. In één situatie heeft de moeder samen met haar kind na de geboorte van het kind grotendeels bij de grootmoeder gewoond. De moeder kon kennelijk niet voor haar kind zorgen, waarna het kind uit huis is geplaatst. Sinds de uithuisplaatsing heeft grootmoeder haar kleinkind niet meer kunnen zien. Doordat het kind grotendeels bij grootmoeder heeft gewoond en de grootmoeder een deel van de verzorging en opvoeding van haar kleinkind voor haar rekening heeft genomen, is er sprake van family life. Ook is grootmoeder door voornoemde een belangrijk hechtingsfiguur voor haar kleinkind. In dit specifieke geval acht de rechtbank een omgangsregeling tussen grootmoeder en haar kleinkind in het belang van het kind.

Conclusie is dan ook dat een omgangsregeling tussen grootouders en een kleinkind streng wordt getoetst. Er zijn heel weinig gevallen, waarin een omgangsregeling wel wordt gehonoreerd. Echter, in mei 2023 is er een wetsvoorstel ingediend door de heer F.M. Weerwind (minister voor Rechtsbescherming). Het uitgangspunt van het wetsvoorstel is dat grootouders ontvankelijk zijn in hun omgangsverzoek. Dit houdt in dat de rechtbank er vanuit gaat dat er sprake is van family life en het omgangsverzoek alleen inhoudelijk aan de ontzeggingsgronden dient te toetsen.

Het lijkt aldus een kwestie van tijd voordat grootouders een betere wettelijke uitgangspositie krijgen om omgang tussen hen en de kleinkinderen te realiseren. Tot die tijd zal er een nauwe persoonlijke betrekking aangetoond moeten worden.