‘Mijn ex heeft al vier jaar een relatie met een nieuwe partner, waar zij met grote regelmaat mee op vakantie gaat. Ook de kinderen gaan dan mee. Ook feesten en partijen worden gezamenlijk gevierd. Zij hebben dezelfde vrienden en zij overnachten of bij de een thuis of bij de ander. Ook de hond gaat van huishouden heen en weer. Mag ik nu stoppen met het betalen van partneralimentatie?’

Dit zijn situaties die veel voorkomen, maar wat gebeurt er als je ex-partner gaat samenwonen, of dit al doet, met zijn of haar nieuwe partner en je maandelijks partneralimentatie betaalt? Ben je dan verplicht om de partneralimentatie aan hem of haar door te betalen? In deze blog wordt uitgelegd hoe in de praktijk met dit soort situaties wordt omgegaan.

De wet bepaalt in welke gevallen deze verplichting komt te vervallen. Zo is in art. 1:160 BW vastgesteld dat de alimentatieverplichting om drie redenen kan eindigen:

  • Indien de alimentatiegerechtigde opnieuw in het huwelijk treedt;
  • Indien de alimentatiegerechtigde een geregistreerd partnerschap aangaat;
  • Indien de alimentatiegerechtigde gaat samenleven met een ander als ware gehuwd of als hij/zij hun partnerschap laten registreren.

De eerste twee opties spreken voor zich en zijn ook makkelijk vast te stellen, maar wat wordt er dan bedoeld met ‘samenleven met een ander als ware hij/zij gehuwd of als hij/zij hun partnerschap laten registreren’? Deze beëindigingsgrond leidt tot de nodige discussies.

Criteria samenleven als ware hij/zij gehuwd

De vraag is wanneer er sprake is van samenleven als ware hij/zij gehuwd. Om deze vraag te kunnen beantwoorden heeft de Hoge Raad een aantal criteria vastgesteld waaraan voldaan moet zijn voordat de alimentatieverplichting komt te vervallen: vereist is dat tussen de samenlevenden (1) een affectieve relatie bestaat (2) van duurzame aard (3) die meebrengt dat de gescheiden echtgenoot en de ander elkaar wederzijds verzorgen, (4) met elkaar samenwonen en (5) een gemeenschappelijke huishouding voeren. Het verschilt uiteraard per situatie of er aan deze criteria is voldaan.

Allereerst dient er aldus sprake te zijn van een affectieve relatie. Er moet sprake zijn van een bijzondere vorm van genegenheid of te wel een liefdesrelatie. Deze liefdesrelatie moet daarnaast duurzaam van aard zijn, zodat het de intentie moet zijn om voor langere tijd samen te zijn. Daarnaast moeten de samenlevenden elkaar wederzijds verzorgen. Kortgezegd betekent dit dat van beiden mag worden verwacht dat zij bijdragen in de kosten van de gezamenlijke huishouding dan wel verzorging. Dit hoeft echter niet uit een gemeenschappelijk pot te worden betaald. Verder is vereist dat de alimentatiegerechtigde samenwoont met zijn/haar nieuwe partner. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwaarden oordeelde dat het voor dit criterium voldoende is dat er sprake is van feitelijk samenwonen (Gerechtshof Arnhem-Leeuwaarden 28 januari 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:720). Er wordt niet vereist dat de nieuwe partner staat ingeschreven op het adres van alimentatiegerechtigde. Tot slot moeten de samenlevenden een gemeenschappelijke houding voeren. Aan de hand van feiten en omstandigheden wordt beoordeeld of is voldaan aan dit criterium. Zo achtte het Gerechtshof Amsterdam in 2019 dat de alimentatieplichtige voldoende had bewezen dat was voldaan aan dit criterium toen de man met behulp van een recherchebureau kon aantonen dat de alimentatiegerechtigde en haar nieuwe partner onder meer samen boodschappen deden, gezamenlijk de kinderen wegbrachten en ophaalden, etc. (Gerechtshof Amsterdam 30 juli 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:2857). Al met al is het niet makkelijk vast te stellen dat van ‘samenleven als ware zij gehuwd’ sprake is. Kostbare bureaus worden ingeschakeld om ‘exen’ maandenlang in de gaten te houden met als doel het voeren van gemeenschappelijke huishouding aan te tonen. Als dit al lukt, worden de kosten hiervan overigens doorgaans wel doorbelast aan de ex-partner die stellig het tegendeel beweert.

Wat is het gevolg van voldoen aan bovenstaande criteria?

Als komt vast te staan dat is voldaan aan bovengenoemde criteria, wordt de alimentatieverplichting van de alimentatieplichtige van rechtswege beëindigd. De Hoge Raad heeft al eerder bepaald dat (de voorwaarden van) het artikel restrictief uitgelegd moet worden. Er mag dus niet te snel worden aangenomen dat is voldaan aan de criteria. Dit heeft ook te maken met het feit dat de alimentatiegerechtigde geen wettelijke aanspraak heeft op levensonderhoud jegens degene met wie hij/zij samenleeft en de bijdrage die hij of zij van een ex-partner ontvangt aldus definitief vervalt. Ook in de toekomst als de samenleving eindigt, kan daarop derhalve geen aanspraak meer worden gemaakt.

Bewijsplicht

De bewijslast, om aan te tonen dat aan de besproken criteria is voldaan, rust op de alimentatieplichtige. Maar de lat ligt hoog. Veelal heeft de alimentatieplichtige geen toegang tot financiën, dagschema’s, enz. van de alimentatiegerechtigde. Hierdoor kan het aanleveren van bewijs dan ook lastig zijn. In de jurisprudentie is eerder aangenomen dat met behulp van de observaties van een recherchebureau aangetoond kan worden dat is voldaan aan de voorwaarden. Zo volgde ook uit een uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 25 juni 2014 (ECLI:NL:GHSCHE:2014:1923).

Overigens is het mogelijk dat de bewijslast wordt omgekeerd. Dit betekent dat het niet langer aan de alimentatieplichtige is om te bewijzen dat er sprake is van samenleven als het ware zij gehuwd, maar aan de alimentatiegerechtigde om te bewijzen dat dit niet het geval is. Een voorbeeld van een uitspraak waarin dit is aangenomen is de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 9 juli 2008 (ECLI:NL:GHSGR:2008:BD9380). In deze zaak bevestigde de vrouw dat zij een nieuwe relatie had en dat haar nieuwe partner ingeschreven stond op haar adres. Dit zou echter alleen gebruikt worden als postadres, omdat haar nieuwe partner veelal in het buitenland zou verblijven. Het hof vond echter dat onvoldoende was bewezen dat er slechts sprake was van een LAT-relatie. Naar de buitenwereld toe deed de vrouw immers alsof zij een gezin waren. Mede omdat zij in een tijdschrift sprak over haar nieuwe ‘gezin’, ‘ons huis’ en dat zij regelmatig de zorg voor de kinderen van haar partner had. Daarnaast kon de wederpartij facturen overleggen van een gezamenlijke reis naar Disneyland Parijs, zorgverzekeringspolissen en tandartsbezoeken. Het hof vond dat er voldoende omstandigheden waren om de bewijslast bij de vrouw te leggen. Het was vervolgens dan ook aan de vrouw om aannemelijk te maken dat er géén sprake was van samenleven als ware zij gehuwd.

Deze zaak laat zien dat het niet gemakkelijk is, maar een omkering van bewijslast is mogelijk indien er voldoende aannemelijk gemaakt kan worden dat de alimentatiegerechtigde samenleeft als ware gehuwd.

Denk je te maken te hebben met een situatie als deze, neem dan gerust contact op via info@advocatenkantoorwarmerdam.nl of door te bellen naar 072 21 00 161.