Een stiefouder is alleen verplicht om tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap levensonderhoud te verstrekken aan de tot zijn gezin behorende minderjarige en jongmeerderjarige kinderen (tot 21 jaar) van zijn echtgenoot of geregistreerde partner.

Maar is dit redelijk als de biologische ouders deze kosten ook gewoon zelf kunnen betalen?

Het gerechtshof Amsterdam heeft zich hierover onlangs weer opnieuw uitgelaten.

Als de onderhoudsverplichting van de biologische ouders samenvalt met die van een stiefouder, dan zijn die verplichtingen in beginsel van gelijke rang. Dit betekent dat zowel ouders als stiefouder in gelijke mate dienen bij te dragen in de kosten van de kinderen. Hierop kan echter wel uitzondering worden gemaakt. Volgens het hof moet worden gekeken naar de omstandigheden van het geval waarbij als belangrijke factoren in het bijzonder gelden:

  • het gegeven dat tussen de ouder en het kind een nauwere verwantschap bestaat dan tussen de stiefouder en het stiefkind;
  • de draagkracht van de ouders en stiefouder.

In bovengenoemde zaak zag het gerechtshof aanleiding om de onderhoudsverplichting van de stiefouder vast te stellen op 1/3e deel van de behoefte van de minderjarige, en het overige 2/3e deel van de behoefte naar rato van draagkracht te verdelen tussen de ouders. Het gerechtshof vond doorslaggevend dat de ouders zelf al voldoende draagkracht hadden om in de behoefte van de minderjarige te voorzien, een naar rato verdeling van de draagkracht zou leiden tot het gevolg dat de stiefouder de behoefte van de minderjarige voor het overgrote deel zou invullen, en de stiefouder nog maar kort (2 jaar) in het leven van de minderjarige was betrokken.

Het enkele bestaan / ontstaan van een onderhoudsplichtige stiefouder met een ruime draagkracht betekent dus niet meteen minder financiële verantwoordelijkheid van de ouders.